In de serie De 80/20 Dialogen gaat Vrij Links op zoek naar de mens die zich actief inzet voor mensenrechten en individuele vrijheden. Hoe kijken activisten uit de jaren 80 van toen en de jaren 20 van nu naar hun idealen, activisme en band door de generaties heen?
Lieuwe de Vries werkte in de jaren 70 als student op de fabrieksvloer en werd actief in de Industriebond NVV. Daarna werkte hij in de bibliotheek en als trainer medezeggenschap en was hij veertig jaar lang kaderlid van de AbvaKabo. Sinds 2015 zet hij zich in voor de sector Zorg & Welzijn van de FNV. De rode draad is voor hem de invloed van mensen op hun werk.
Soheilah Rodjan werkt sinds 2010 voor de FNV. Ze begon na haar studie politicologie als organizer bij de vakbond, onder andere bij acties in de schoonmaak, met de beveiligers en bagage-afhandelaars op Schiphol, in de zorg, de horeca, en in acties door FNV’s Young & United. Ze werkt nu als trainer/strategisch adviseur en coach in het opzetten van acties en vakbondswerk. Een speerpunt van haar werk is het bereiken van jongeren en hen meer betrekken bij nut en noodzaak van de vakbond.
Deze serie wil de mens in het activisme laten zien – het verschil dat je kunt maken als je je stem laat horen. Wat maakte in jullie persoonlijk leven of in je omstandigheden dat je je hiervoor in ging zetten?
Lieuwe: “Ik ben een kind van de jaren 60, van de studentenbeweging en de bezetting van het Maagdenhuis. We waren voor de verandering van de samenleving in de strijd die je als linkse partijen samen voerde. Ik ging me bezighouden met wat er breder in de maatschappij gebeurde, ook op het werk. De vakbonden vond ik toen zo conservatief als de pest. Maar ik dacht: als je iets wilt veranderen, moet je daar beginnen.”
Soheilah: “Wat vond jij er in die tijd conservatief aan?”
Lieuwe: “Toen ik lid werd van de Abvakabo was er nog een voorzitter die vond dat je als lid van de CPN [Communistische Partij van Nederland, red.] niet in de vakbond actief kon zijn. Dat vond ik belachelijk. Gelukkig vonden een heleboel mensen in de vakbond dat ook, hoor. De vakbonden ontworstelden zich aan die interne verdeeldheid.”
Jij studeerde toen nog?
Lieuwe: “Ik studeerde toen wis- en natuurkunde en werkte daarnaast in een fabriek. Voor het geld, maar je moet ook weten waar je het over hebt als je je inzet voor de vakbond, vond ik. In 1974 werd ik lid van de Industriebond NVV. Later werkte ik bij de bibliotheek in Amsterdam en werd ik binnen de Abvakabo actief.
“De bibliotheek was een wereld apart in die tijd – er werkten ook nogal wat krakers en provo’s. De CAO’s werden ook toen al landelijk afgesloten; binnen de bibliotheek ging vakbondswerk vooral over hoe je je werk organiseerde, over zeggenschap. Een hot item was de automatisering. Die stond toen nog in de kinderschoenen vergeleken bij nu maar dat was voor veel banen en dus voor veel mensen heel bedreigend. Daarbij speelde ook privacy al een belangrijke rol: dankzij geautomatiseerde uitleengegevens zou je zomaar kunnen achterhalen wie er met abortus – toen nog strafbaar – bezig was. De bibliotheek zelf voerde strijd tegen bezuinigingen, ook toen al. En wij leverden weer een beetje strijd met de directeur. Dat hoorde er natuurlijk bij, terwijl dat een heel aardige man was.”
Soheilah: “Hoe reageerde hij op vakbondswerk?”
Lieuwe: “Hij was heel vooruitstrevend. We waren de tweede bibliotheek in Nederland die een ondernemingsraad had. Intern was hij behoorlijk kritisch tegen ons en extern was hij er trots op.”
Soheilah: “Wat goed. Werkgevers die alleen naar de korte termijn kijken, zien de vakbond als dreiging en moeten er niets van hebben. Maar werkgevers die op langere termijn denken zien de win-win voor alle partijen. Als het je werknemers en de arbeidsomstandigheden goed gaat, heb je een gezond bedrijf. Maar helaas gaan sommige werkgevers liever met de hakken in het zand.”
Lieuwe: “Je ziet dat ook in de zorg. Veel werkgevers begrijpen dat we samen staan tegenover de overheid. Alleen zien steeds meer andere werkgevers iedereen die om beter salaris vraagt vooral als een probleem voor het eigen ziekenhuis – dat gaat van hun budget af. Die werkgevers gedragen zich dus erg verdedigend. Maar als je te weinig salaris betaalt, heb je op een gegeven moment ook geen personeel meer. Het gaat niet alleen om geld.”
Soheilah: “Precies. Het gaat ook om kwaliteit van de zorg, om het voorkomen van vermoeidheid en burnout, het gaat om minder mensen die uitvallen en de zorg verlaten.”
Soheilah, toen jij geboren werd was Lieuwe al vakbondsman. Wat heeft gemaakt dat jij in de vakbond begon?
Soheilah: “Ik kom uit een echte arbeidersfamilie, maar toch was ik vrij onbekend met de vakbond. Mijn eerste echte aanraking met de bond was tijdens een gastcollege. Ik studeerde politicologie aan de UvA, met veel medestudenten uit het Gooi, om zo te zeggen. Tijdens een gastcollege over de vakbond deden de meesten om mij heen daar een beetje lacherig over – maar mij klonk het als muziek in de oren.
“Toen ik bijna klaar was met mijn studie zag ik een vacature van de FNV voor organizers. Dat ging om alles wat ik in dat college had gehoord: van onderaf opbouwen, naar de mensen toe, vragen wat zij zelf nodig hebben. Zoals Lieuwe zei: pas als je het werk doet, weet je wat er nodig is. Ook nu nog gaat het om zeggenschap, invloed, hart voor je werk. En misschien ben ik van nature iemand die niet tegen autoriteit kan en daartegen ingaat …”
Lieuwe: “… dat herken ik!”
Soheilah: “Haha, iedereen bij de vakbond hè? Ik was zo enthousiast over de vacature en ik werd aangenomen, met nog een aantal anderen, als organizer. Ik kwam bijna meteen in een stakingsactie terecht in Den Haag op de ministeries. Daar heb ik twaalf weken gestaan, elke dag. Het was de beste leerschool met alle ups en downs. Daar zag ik hoe belangrijk het is om invloed en zeggenschap te hebben in je werk, om uitbuiting tegen te gaan. Dát kan alleen collectief.”
Vertel waar onze solidariteit ligt, voor wie je daar staat en dat de vakbond er voor iedereen is die die kernwaarden deelt
De jaren 80 kenden nog een aantal heel grote vakbondsacties en stakingen. In de decennia daarna leek dat veel minder te worden?
Lieuwe: “Tot 1983 of 1984 waren er nog de grote vakbondsdemonstraties. Ik herinner me de demonstratie in de RAI met die beroemde kreet van Herman Bode: “Willen we naar de Dam? Dan gáán we naar de Dam!” En ze gingen. Dat was bijna een opstand hoor, want de vakbond had van tevoren met de politie afgesproken dat ze dat niet zouden doen.”
Soheilah: “Hoe werden die demonstraties toen bekeken door de rest van Nederland?”
Lieuwe: “De vakbondsdemonstraties werden breed gedragen. Toen ik lid werd was de vakbond nog anti-communistisch, maar begin jaren 80 was de vakbond behoorlijk radicaal en overal te vinden. Eind jaren 80 zakte dat weg en dat heeft heel lang geduurd. Er waren nog een paar oprispingen rondom de pensioenen en de WAO, maar voor de rest is er niet veel meer gebeurd in de jaren 90.”
Wat is jouw indruk, waarom het afnam?
Lieuwe: “Deels omdat de vakbond in de verdediging kwam door de hoog oplopende werkloosheid van de tachtiger jaren; het was diepe economische crisis en er werd keihard bezuinigd. Die massawerkloosheid leidde tot angst bij de vakbonden om niet al te radicaal over te komen.”
Je zou denken – bij grote dreigende werkloosheid wordt de vakbond juist meer belangrijk?
Lieuwe: “Klopt, maar mensen worden ook banger voor hun baan. En vergeet niet – op het gebied van sociale voorzieningen was het toen nog goed geregeld. Er waren goede werkloosheidsuitkeringen; de WAO [Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, red.] werkte als een gezamenlijk instrument voor werkgevers en werknemers om mensen voor wie geen werk meer was, toch een goed inkomen te geven. Dat werd later allemaal te duur bevonden en het werd helemaal afgebroken. Maar in die tijd hielp dat om de ergste spanningen weg te nemen.”
Soheilah: “Ik denk dat daarnaast de maatschappij veel individualistischer is geworden. En voor een sterke vakbond is juist collectieve strijd heel hard nodig. Ik hoop dat het tij nu gaat keren – de polarisatie, de problemen zijn zo groot, we móeten nu echt samen komen. Te veel werkgevers, in veel verschillende sectoren, zien het belang van vakbonden niet en die gaan er heel hard tegenin.”
Lieuwe: “In de jaren 60 en 70 leefde bij werkgevers nog het idee: ‘als de werknemers meer inkomen hebben, verdien ik ook meer, want dat geld blijft in Nederland’. Nu, door de vérgaande globalisering en de internationale concurrentie, zijn de werkgevers vaak alleen maar bezig ofwel om zichzelf te verrijken, ofwel gewoon het hoofd boven water te houden. En er is in Nederland nu een politieke stroming aan de macht die denkt, alles wat mondiaal is is goed voor ons. Die verzet zich niet, nee – die jaagt dat alleen maar verder aan.”
Soheilah: “Wij zien dan binnen een bedrijf dat de hoogste baas iemand in India is. Bij wie moet je dan zijn met je protesten? Je bent maar één schakel in een lange keten. Tijdens de acties voor de beveiligers op Schiphol hebben we de krachten gebundeld met de beveiligers van JFK Airport – Schiphol exploiteert namelijk ook een een hele terminal daar in New York.”
In de jaren 80 was postbode een solide beroep; op het salaris kon je een gezin goed onderhouden. Zij zijn nu allemaal zzp-ers, en dat is in veel meer sectoren gebeurd.
Soheilah: “Al die tijdelijke en onzekere contracten, dat is een enorm probleem geworden. Ik zat laatst met een groep fabrieksmedewerkers en die zeiden: ‘weet je, vroeger kwam je bij ons binnen, na een paar maanden kreeg je een vast contract en dan wist je, hier ga ik ook met pensioen. Nu hebben nieuwe medewerkers geluk als ze een jaar halen.’ Dan heb je geen enkele binding meer met waar je werkt, je bouwt totaal geen zekerheid op. Hoe moet je nog je gezin onderhouden?”
De grote acties van de jaren 80 lijken verdwenen. Maar ondanks alle online-acties en internet legden jullie toch gewoon het ministerie plat voor een staking?
Soheilah: “Ja. In dat opzicht zal vakbondswerk nooit veranderen. Wij doen wat de bonden in Lieuwes tijd deden. Alleen nu hebben we nu ook andere middelen, in die hele digitale wereld; en de internationale samenwerking is nu ook anders. We willen mensen laten zien: jij doet al het harde werk, maar ergens ver boven jou wordt van alles besloten – en hoe goed kennen zij jullie en jullie werk daar eigenlijk? We moeten daarin echt duidelijk maken waar we voor werken. Van jongeren hoor ik nu te vaak: ‘de FNV is met zo veel tegelijk bezig – waar staat de vakbond nou eigenlijk voor?’”
Lieuwe: “Ja, dat snap ik wel.Tegelijkertijd vind ik zelf ook dat de vakbond zich met meer moet bezighouden dan ‘alleen’ de arbeidsvoorwaarden. Want mensen kunnen onder een prachtige CAO vallen – maar de inkomens gaan steeds harder op aan woonkosten. Dus als je je ervoor inzet dat mensen fatsoenlijk kunnen leven, dan moet je je ook met de huizenprijzen bezighouden. En met de energieprijzen. Onze leden gaan kapot aan die honderden euro’s die ze straks extra voor gas moeten betalen.”
Soheilah: “Ik vind dat de vakbond daarin een sterke eigen visie moet uitdragen – old school op je kernwaarden. Over bestaansrecht, over werk en inkomen, terug naar de basis. Vertel waar onze solidariteit ligt, voor wie je daar staat en dat de vakbond er voor iedereen is die die kernwaarden deelt.”
Lieuwe: “Mijn ervaring van de afgelopen twintig jaar is dat er een strijd is tussen twee stromingen binnen de vakbonden. De ene is de stroming die wij badinerend, maar niet helemaal zonder reden, de ‘sociale ANWB’ noemen – de vakbond behartigt de belangen van de leden, maar komt niet veel in acties naar buiten. De andere stroming is de activistische stroming, waar bijvoorbeeld organizing uit voortgekomen is – maar, dat merk ik in de huidige FNV, nog ontzettend voorzichtig en bang. Als wij als kadergroep een stuk schrijven, dan moet de afdeling voorlichting erbij komen en die haalt alle angels eruit uit angst voor negatieve reacties. En dus staat er niks meer in.”
Soheilah: “De bonden kampen met ledenverlies. Dat is in mijn ogen een kip/ei-verhaal. Wil je krampachtig vaag zijn en daarmee hopen iedereen te pleasen en te behouden, dus heel reactief zijn? Wat is daarvan het effect? Het vertrouwen in de bonden wordt minder, mensen voelen zich minder geroepen om aan te sluiten.
“Of durf je als vakbond duidelijke standpunten in te nemen en te staan voor je kernwaarden? Jongeren snakken daarnaar. Hoe sterk zouden we zijn als bond als we altijd uitdragen: dit zijn onze kernwaarden, dit is waar we voor staan, en wie zich hierbij geroepen voelt sluit zich aan. En zo niet? Dan niet. We moeten daar gewoon collectief staan als vakbond – als bestuur, als kaderleden, op demonstraties. Een krachtiger korter verhaal, en terug naar de basis.”
Met alleen een betere CAO, hoe belangrijk ook, ben je er niet
Wat zien jullie als de basis?
Lieuwe: “Voor mij is dat een menswaardige samenleving waar iedereen voldoende verdient om zijn leven kunnen leiden. En daar horen energieprijzen, klimaat, wonen ook bij. Want een van de redenen waarom bijvoorbeeld het onderwijs in Amsterdam leegloopt, is dat leerkrachten noodgedwongen ergens anders gaan wonen en werken, door de woningmarkt. Daar hoort voor mij ook bij een overheid die er is voor haar burgers in plaats van ze als vijanden te beschouwen. Met alleen een betere CAO, hoe belangrijk ook, ben je er niet.”
Soheilah: “Er zijn nu zo veel problemen – als we dat nu niet collectief aanpakken, zitten we volgend jaar in nog diepere ellende. Met de vakbond kom je niet alleen op voor jezelf en je eigen werk maar ook voor een stukje van de wereld waarin je leeft. Het maakt niet uit of je jong bent of oud, of wat voor contract je hebt – vakbondswerk is ook samen strijden voor individuele vrijheid.
“Die vrijheid is in andere landen niet zo vanzelfsprekend. In bepaalde landen worden mensen gevangen gezet of vermoord om hun vakbondswerk. Ik heb die verhalen van nabij gehoord en dat maakte zo diep indruk. En daardoor besef ik nog meer dat wij gebruik móeten maken van onze stem en invloed wanneer het gaat om verbeteren van onze arbeidsomstandigheden. Wij hebben dat recht en die vrijheid in Nederland – dat moeten we ook gebruiken.”
Sommige mensen denken dat individuele vrijheid hetzelfde is als individualisme – jij wilt juist af van het individualisme, vóór de individuele vrijheid?
Soheilah: “Onze individuele vrijheden, invloed en zeggenschap kunnen we alleen maar collectief voor elkaar krijgen; en niet als individu. Daar zit het grote verschil.”
Wat vinden jullie dat er bereikt is met de vakbond sinds de jaren 80, wat is er nog niet bereikt? Of, wat is er misschien alleen maar urgenter geworden?
Lieuwe: “Ik ben daar helemaal niet optimistisch over. We hebben veel verloren, al was het maar al dat flexwerken dat voor heel veel mensen negatief uitpakt. Het verlies van de zekerheid in financiële zin, maar ook het verlies van zeggenschap over je leven. Die zogenaamde 24-uurs economie waar sommige mensen hun mond van vol hebben, is voor heel veel mensen en hun gezinnen negatief. Je hebt geen weekend meer, geen zeggenschap over vrije dagen.”
Die zekerheden waren bevochten in de jaren 80 en zijn nu verloren?
Lieuwe: “Nee, die waren al eerder bevochten; na de oorlog zijn ze behoorlijk opgebouwd. In de jaren tachtig begon de afbraak. De vakbeweging had als belangrijkste taak te proberen dat het iets minder ‘minder’ werd. Een heel defensieve strijd, en we hebben altijd verloren, misschien niet met 6-0 maar met 2-0, dat is nog steeds verliezen. Aantasting van pensioenen, verlies van werkzekerheid, het niet meer kunnen combineren van werk en privé, het is allemaal hard achteruit gegaan. Niet voor iedereen – dat is ook het oneerlijke! – maar voor heel veel mensen wel.
“Er is wel wát verdedigd, dat geloof ik onmiddellijk, maar we hebben vooral verloren. Zowel materieel als sociaal. De splitsing op de arbeidsmarkt, het mensen tegenover elkaar uitspelen, de kloof tussen mensen die het goed en slecht hebben – dat is allemaal erger geworden dan vroeger. En veel onzichtbaarder ook voor wie het zelf goed heeft. Op het hoofdkantoor de goede banen met veel zekerheid en inkomen maar in de verzendmagazijnen de oproepkrachten die van de ene op de ander dag de laan uitgestuurd kunnen worden.”
Soheilah: “We zijn nu zo hard op onze bek aan het gaan in Nederland dat het noodzaak is voor iedereen om te beseffen dat een vakbond weer nodig is. Hoe zijn die zekerheden waar Lieuwe het net over had ooit tot stand gekomen: bestaanszekerheid, vaste contracten, zeggenschap? Hoe zijn vrije weekenden ooit tot stand gekomen? Hoe vakantie is tot stand gekomen? Daar hebben mensen collectief en hard voor moeten strijden.
“Het feit dat we werknemersrechten hebben, dat je doorbetaald wordt als je ziek bent, dat we überhaupt weekenden hebben, dat is allemaal bevochten door de vakbonden in Nederland. Dat vinden we nu allemaal zo vanzelfsprekend – maar dat wil niet zeggen dat het voor altijd zo blijft! We zien al dat bepaalde zaken worden teruggebracht en dat rechten waarvoor gestreden is hier en daar al in het geding komen. Hoe kan dit? Nou – als de macht van vakbonden afneemt, dan krijg je dit.”
Als nu zo’n groot deel van de werknemers flexcontracten heeft of zzp’er is, hoe kun je dan nog de krachten bundelen en hen vertegenwoordigen als vakbond?
Lieuwe: “Door te erkennen dat zzp’ers concurrentie zijn voor mensen met een vaste baan – en tegelijk te erkennen dat zij net zo goed werkenden zijn die hun eigen problemen hebben. Veel mensen in de zorg worden zzp’er als laatste redmiddel, omdat ze hun werkomstandigheden absoluut niet meer kunnen accepteren of omdat ze geen enkele zeggenschap hebben over hun rooster. Of zelfs omdat ze dan betere zorg kunnen leveren. Dat is toch ongelooflijk? Veel verloskundigen bijvoorbeeld worden zzp’er zodat ze een zwangere vrouw steeds zelf kunnen begeleiden, in plaats van dat deze vrouw iedere maand een ander krijgt.”
“Binnen het sectorbestuur Zorg en Welzijn verschilden we hierover flink van mening, maar ik vind het de taak van de vakbond om dat zichtbaar te maken en te analyseren waarom die zzp’ers wel degelijk ook belangen hebben. En daarvoor op te komen.”
Soheilah: “Zzp’er zijn is geen walhalla, er komen zo veel zorgen en risico’s bij kijken. Mentale onzekerheid, uitbuiting, financiële onzekerheid … Natuurlijk heb je ook de echte ondernemers die heel bewust zzp’er worden. Maar als vakbond moet je praten over al die mensen die onvrijwillig of gedwongen zzp’er zijn. Waar ligt dat aan, en hoe pakken we dat aan met zijn allen?
“In steeds meer sectoren worden werknemers vervangen door niet-vrijwillige zzp’ers. Het is een pure verdeel-en-heerstechniek. Op werkvloeren waar vijf jaar geleden niemand zzp’er was, worden nu tijdelijke contracten niet meer verlengd en worden mensen op zzp-basis weer aangenomen. Waardoor werknemers zich gedwongen voelen om dat ook te gaan doen en ze moeten dan met elkaar gaan concurreren.”
Lieuwe de Vries – Mensen motiveer je niet om vakbondslid te worden met alleen maar met ‘een procent salaris erbij’.
Soheilah Rodjan – Ik hoop dat het tij nu gaat keren – de polarisatie, de problemen zijn zo groot, we móeten nu echt samen komen.
Hoe kun je dat als vakbond nog keren? Zodat het niet nog veertig jaar zo doorgaat?
Lieuwe: “Enerzijds door die problemen rondom zzp’ers te onderzoeken en aan te pakken. En anderzijds door te zorgen dat de mensen weer in vaste dienst kunnen komen, weer een fatsoenlijke baan hebben met zeggenschap over hun werktijden, weer het gevoel hebben dat ze kwaliteit kunnen leveren, hun eigen privéleven kunnen organiseren.”
Vroeger werkten mensen dertig jaar bij een werkgever, nu zijn ze blij met een jaarcontract. Dat is naast de persoonlijke zorgen een enorme kaalslag van binding met werk, met loyaliteit naar werkgevers, zei Soheilah net. Dat kan toch ook maar zo ook in het gezicht van werkgevers terugslaan?
Lieuwe: “Daarom kun je nu het werk van de vakbond in mijn ogen niet meer scherp van de politiek scheiden. De grote problemen van de marktwerking en de privatiseringen in de zorg, de enorme administratiedruk door de toegenomen rol van de verzekeringsmaatschappijen, de concurrentie tussen ziekenhuizen, de hoge werkdruk in de zorg – dat kan alleen maar veranderd worden door de overheid.
“Corona heeft heel veel van deze ellende zichtbaar gemaakt. En dan zegt de politiek: ‘we willen terug naar normaal’ – maar welk normaal dan? Als we zo doorgaan is er over twee jaar helemaal geen zorg meer over.”
Als je het via de politiek wilt veranderen heb je dus niet alleen organisatie van werknemers nodig, maar ook de kiezers?
Lieuwe: “Ja. Want als wij knokken voor de organisatie van de zorg, dan is dat niet alleen maar voor het eigen salaris of de werkdruk. Kwaliteit van de zorg, genoeg beschikbare bedden en goede mensen die willen werken in de zorg, dat is in het belang van ons allemaal in Nederland.”
Soheilah: “De politiek luistert vaak alleen maar wanneer ze de druk voelen van de burgers. Je moet dus georganiseerd zijn om ook collectieve druk en invloed op de politiek uit te oefenen. De politiek is op veel plekken te ver verwijderd geraakt van de werkelijkheid. Ik denk dat al die mensen die ons beleid maken – of op zijn minst 70 procent daarvan – de werkvloeren helemaal niet meer kennen, niet weten waar ze over praten. Ze denken er niet over na of ze zijn de binding volledig kwijtgeraakt. De politiek zou net als vakbondswerk altijd moeten beginnen met het praten met mensen op de werkvloer, daar tijd in investeren. Altijd. Dat was zo toen Lieuwe begon en dat is nu zo.”
Er is een tijd lang ook het beeld geweest dat de vakbonden vooral de gevestigde werknemersbelangen zouden beschermen – de ouderen met de vaste contracten tegen de jongeren met flexcontracten. Zien jullie daarin een probleem tussen generaties?
Lieuwe: “Ik heb dat generatieconflict nooit gezien of gemerkt. Integendeel. Als je analyseert welke besluiten er zijn genomen door wat vroeger de bondsraad heette, nu het ledenparlement – dan waren die besluiten absoluut nooit ‘alleen maar voor ouderen’. Die besluiten gingen altijd over het verdedigen van ieders werknemersrechten. Maar het werd geframed als ‘dus jullie zijn niet bereid je eigen vaste contract op te geven voor iemand anders’.
“Dat is echt een heel lelijk frame. Iedereen bij de vakbonden wist dondersgoed wat het belang voor de toekomst is van iedereen. Hoe belangrijk het is om voor de rechten van alle werknemers op te komen Trouwens, toen ik vijftig jaar geleden op mijn eerste vakbondsvergadering kwam waren daar ook al veel ‘grijze mannen’ en niemand die zich daaraan stoorde.
“En bij de Maagdenhuisbezetting in 1969 waren het bouwvakkers, ook ‘grijze mannen’, die een noodbrug hielpen maken zodat er eten binnen kwam en wij af en toe naar buiten konden. Echt, ik vind het zo’n flauwekul om dat weg te zetten als ‘daar heb je die grijze mannen weer.’”
Is dat frame ook weer verdeel-en-heers? Want het leidt af van de vraag: waarom staan al die rechten eigenlijk onder druk?
Soheilah: “Ik zie precies hetzelfde wat Lieuwe ziet. Er worden groepen tegenover elkaar gezet. Maar in mijn werk zie ik jongeren en ouderen elkaar spreken in harmonie. Ze bevragen elkaar ook echt wel kritisch hoor – maar overal waar ik kom is de de rode draad ‘we moeten niet over, maar met elkaar praten’. Ook tussen ouderen onderling en ook binnen jongeren heb je verschillende visies. Maar ik vind die framing dat jong en oud tegenover elkaar staan heel onterecht. En hebben die tegenstellingen eigenlijk wel met ‘jong en oud’ te maken? Of met de wereld waarin we nu leven?
“Want ik heb het nog nooit zo slecht gezien, op alle fronten – slecht als het gaat om bestaansrecht, om sociale zekerheid, onbetaalbare woningen, en banen; om de energieprijzen die nu hard stijgen, om de armoede waar we mee te kampen hebben. En dat daar nog steeds geen echte oplossingen voor zijn. Dat geeft mij zo’n verstikkend gevoel.
“Maar je merkt nu dat er toch weer verbondenheid opkomt. Iedereen zit in de ellende van woningnood, iedereen zit in de ellende van elektriciteit die zo duur wordt, dat de zorg zover achteruitgaat. We hebben weer gezamenlijke issues waar we collectief voor moeten strijden. We moeten ons het recht, onze vrijheid om ons te organiseren, met beide handen aangrijpen. Anders gaat het niet beter worden.
Lieuwe: “En heel belangrijk is ook – kijk om je heen. Want als je zelf iets meemaakt, dan blijft je dat bij. Of het nu gaat om je zorgen om migratie of woningnood, als je persoonlijk in contact bent, worden zulke sociale problemen gewoon weer menselijke problemen. En besef dat het onze wereld is met elkaar, en dat je dan heel veel samen kunt doen.
“De vakbonden moeten zich weer organiseren en bezig zijn met de inhoud van het werk. Mensen motiveer je niet om vakbondslid te worden met alleen maar met ‘een procent salaris erbij’. Maar je motiveert wel als je vraagt: ‘Hoe vind jij je werk zoals het nu gaat, zie je waar of hoe het beter kan, kun jij de zinvolle dingen doen?’ Als de FNV zó zichtbaar zou zijn, zou ze een enorme brede beweging kunnen bereiken.”
Soheilah: “We hebben alles te verliezen en ander andere kant hebben we ook niks meer te verliezen. In zo’n periode zitten we nu. En ik wil geloven en er alles aan doen dat we nu samen dit tij gaan keren. Gelukkig zien we de laatste paar maanden een positieve verschuiving en krijgen we meer leden bij, vooral jongeren; maar het is nog niet genoeg.
“De kracht van de vakbond is niet alleen belangrijk voor leden: ook alle werknemers die geen vakbondslid zijn zijn geborgd door alles wat de vakbond bereikt. Dus het is hoog tijd om te beseffen dat het juist nu, in deze tijden waarin we van alle kanten beknibbeld worden, het moment is om je aan te sluiten bij de vakbond. Als we al onze individuele krachten bundelen en samen onze verantwoordelijkheid nemen om het collectieve beter te maken, dan staan we sterk.
“Dus ja, ik sluit graag af met een oproep. Wil je invloed en zeggenschap over je arbeidsomstandigheden? Word vandaag lid. We moeten dit samen doen.”
De 80/20 Dialogen is een journalistiek project van Vrij Links. De serie is mede mogelijk gemaakt door het Amsterdams Fonds voor de Kunst en door donaties aan stichting Vrij Links. Wilt u helpen en meer van ons werk mogelijk maken? Steun Vrij Links en onze toekomstige publicaties met een eenmalige of maandelijkse bijdrage.